Je hebt net een belangrijke wijziging doorgevoerd in je DNS-instellingen van een nieuw subdomein dat linkt naar een externe applicatie. Je slaat de wijziging op en wacht… maar je browser valt nog steeds terug op de oude server. Frustrerend! De oorzaak blijkt vaak niet je hosting, maar de DNS TTL (Time To Live): de cache-duur van je DNS-records.
TTL bepaalt hoe lang DNS-resolvers jouw oude IP-adres onthouden. Stel je voor dat je TTL op 86400 seconden (24 uur) staat. Eenmaal gecachet, kan het zomaar een dag duren voordat een wijziging wereldwijd is doorgevoerd. Dat is comfortabel voor stabiele records, maar niet voor dynamische omgevingen waar je snel moet kunnen schakelen.
Voor de meeste standaardrecords (A, AAAA, CNAME) is een TTL tussen 3600 (1 uur) en 14400 (4 uur) een prima balans. Hiermee voorkom je overbelasting van je DNS-servers—caches lopen niet continu leeg—terwijl updates binnen een aanvaardbare tijd zichtbaar zijn. In tegenstelling tot websites, waar je elke seconde telt, kun je DNS-caches niet “direct legen”, dus kies een TTL die past bij je updatefrequentie.
Denk ook aan speciale gevallen: voor records die zelden veranderen, zoals MX voor e-mail, kun je gerust een hogere TTL (zoals 86400) hanteren. Dat minimaliseert DNS-queries en behoudt performance. Voor records in migratiefases stel je tijdelijk een lage TTL (bijv. 300 seconden) in. Na afronding verhoog je die weer voor stabiliteit.
Wil je je DNS-instellingen organiseren? Maak per recordtype een duidelijk schema in je beheeromgeving en stel bij kritieke records altijd een kortere TTL in. Zo bereid je je voor op spoedmigraties zonder risico op lange caching-pijnen. Combineer dit met een betrouwbare DNS-provider die wereldwijd geprovisioneerde nameservers heeft, zodat je resolvers altijd snel worden bijgewerkt.
Voor meer tips over DNS-optimalisatie en performance, lees je de handige artikelen op WebsiteCompleet.